De Neerpolderse korenmolen

Janny Lock

Sinds enige tijd heeft Museum Het Reghthuys een gedeelte van een zogenaamde rijn, afkomstig uit de korenmolen die ooit in Neerpolder stond. Volgens de encyclopedie is een rijn of rijntje een molenijzer. Het is de verbinding tussen een molensteen en de as waarmee deze wordt aangedreven. In een koppel molenstenen zit de rijn aan de binnenkant van de bovenste steen. Een koppel stenen bestaat uit een stilliggende steen, de ligger, en een draaiende steen, de loper. De loper komt echter niet in beweging als deze direct op de ligger rust. Daarom moet de loper iets los van de ligger zijn om het graan te kunnen vermalen. De rijn tilt de loper iets op. Tussen de nauwe ruimte van deze stenen werd het graan vermalen. Maar er is meer te vertellen over de korenmolen dan de aanwezigheid van een rijn. Helaas is de bijzondere molen in 1928 afgebroken.

Complete rijn van korenmolen Fragment rijn van korenmolen
Onder het fragment in het museum, boven de complete rijn.

Van het type wipkorenmolen, met stelling, zijn er in Nederland maar weinig gebouwd. In de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden waren ook maar twee exemplaren te vinden. Een daarvan stond aan de Neerpolderseweg in Giessen-Nieuwkerk. Deze molen had een vrij hoge stelling. De molen stond op een vierkant, gemetseld onderstuk. Door het malen stond het bovenhuis, met daarin de bovenas waaraan de wieken bevestigd zijn, scheef. Dat werd veroorzaakt door het malen zelf en door het veelvuldig ‘vangen’ (afremmen en stopzetten) van de draaiende molen. De krachten die daarbij vrijkwamen, waren fors.

Tot de Franse Revolutie was de molen een dwangmolen. Giessen-Nieuwkerk was een Vrije Heerlijkheid en de heren hadden zogenoemde heerlijke rechten. Zij waren de ‘meesters van de wind’ en gunden niemand ‘het recht van de wind’, tenzij er flink voor werd betaald. Vaak was het bovendien zo, dat de boeren uit de omtrek verplicht waren hun graan op de korenmolen van de heer te laten malen. Daarom werden die molens ban- of dwangmolens genoemd. In 1798 kwam er een nieuwe staatsregeling en vervielen alle heerlijke rechten, dus ook de dwangmalerij.

In het aantekeningenboek van Jan van 't Hof worden diverse reparaties genoemd die aan de korenmolen zijn verricht. In de tijd dat die reparaties plaatsvonden, was de molen nog een ban- of dwangmolen.

Dat is ook op te maken uit het feit dat de reparaties altijd in opdracht voor ‘de Hoogedele Heer van Giessenburg’ werden gedaan. In die periode was Johan d’ Ablaing van Giessenburg de vrijheer. Hij leefde tussen 1703 –1775. Daar waar meerdere werkzaamheden onder dezelfde datum plaatsvonden, zijn deze eveneens genoemd. Hieruit blijkt dat de heer van Giessenburg ook reparaties liet verrichten aan andere gebouwen die bij de Vrije Heerlijkheid hoorden.

De Giessen van de kant van Giessen-Oudekerk met op de achtergrond de korenmolen

De volgende reparaties werden tussen 21 juni 1744 en 1765 gedaan:

‘21 juni 1744 nogh aan het molenaershuijs den oven ten deele vermaekt. Jan de ruijter gew: i dag 1-8-0, huijbert i dagh 0-12-0, nogh den ringh om de korenmole vermaekt, de straete om het huijs gerepareert jan de riuij: gewerkt i dag 1-8-0, huijbert i dagh 0-12-0.

28 juni 1745 nogh de muere aen de korenmole gerepareert, dit samen met het pleisteren van het huis en het schoonmaken van de goten. Jan de Ruijter deed deze werkzaamheden in 2 dagen en 2 schoft voor 3-10-0.

9 april 1746 voor den heer van giesseburg aen het boerehuijs (en) de straet om de korenmeule ten deele verleijt, de vloer in de kaemer de laeghtens verhoogt Jan de ruijter gewerkt 1 dagh 1-8-0.

Den 7 februarij 1747 aen het molenaershuijs het kosijn van den oven uijtgebroke en weder ingeset verdient 0-18-0.

9 juni 1751 voor den hoogedele heer van giessenburgh aen het boerehuijs, aen het verkeskot van onder met plaete gemetselt ende vloer gelijkgemaekt jan de Ruijter gewerkt 1 dagh 2 sch: 2-2-0, aen de korenmeule de muere gerepareert, aen het boerehuijs de scheure dight gema: saeme gewe: i en halve dagh 2-2-0.

15 mei 1756 voor den heer van giessenburgh het inde meulenaershuijs ende beere opgemaakt en gerepareert jan de ruijter gewerkt 2 dage 2-16-0. Nogh aen het huijs het pannedak binne en buijte dight gemaekt, aen het boerehuijs de straet om de koren meule ten deele gemaekt, in de ove de vloer, nieuwe vloer geleijt, gewerkt 2 daege 2-16-0, nogh gewerkt twee daege 2-12-0.

1765 voor den hoog edele heer van giessenburg aen het boerehuijs den ove digt gesmeert jan de Ruijter verdient 0-8-0 aen de korenmeule de steen rontom vastgemetselt verdient 1-6-0.’

Bijzonder is dat in het vervolg op de laatste rekening van 1765 al gemeld werd dat er 48 dagen lang is gewerkt aan de afbraak van het kasteel (‘het groote huijs’). Het verval van het kasteel was dus al decennia voor de definitieve afbraak in 1802 aan de gang. Omdat er gesproken werd van een korenmolen en een molenaarshuis, is het waarschijnlijk dat het molenaarsgezin niet in de molen woonde maar in een huis in de onmiddellijke omgeving van de molen. In tegenstelling tot de waterwipmolens woonde de korenmolenaar zelden in de molen, omdat er veel werkruimte in de molen zelf nodig was. Een korenmolen heeft namelijk een aantal verdiepingen nodig als werkplaats en opslagruimte. De onderste verdieping had vaak brede deuren. Dan konden wagens naar binnen rijden om zakken te laden of te lossen. Twee maal werd er melding gemaakt van reparaties aan de Neerpolderse molen zonder vermelding van ‘voor de hoogedele heer’ en zonder vermelding dat het korenmolen betrof. Er kan van uitgegaan worden dat het in die gevallen reparaties waren aan de watermolen.

Korenmolen
Na 1798 kwam de tijd dat de korenmolen geen ban- of dwangmolen meer was. Van de tijd tussen 1819 en 1851 is behoorlijk wat bekend. Tussen 1819 en 1832 was Hendrik Recourt (soms ook als Rekoert geschreven) molenaar op de Neerpolderse korenmolen. Hendrik is op 6 november 1790 gedoopt in Dordrecht. Hij overleed op 9 november 1880 en heeft dus de respectabele leeftijd van 90 jaar bereikt. Hendrik Recourt trouwde op 14 mei 1812 in Nieuwpoort met Bernardina van Tricht, de dochter van chirurgijn Gerardus van Tricht.

Omdat de Fransen het in 1812 nog voor het zeggen hadden in de Nederlanden, werd de burgemeester in de huwelijksakte nog MAIRE genoemd als ‘officier van den Burgerlijken staat der Gemeente van Nieuwpoort Canton en Municipaliteiten (gemeenten) van Sliedrecht’.

In 1819 kwam Hendrik Recourt met echtgenote en vier kinderen naar de korenmolen. In het molenaarshuis werden de volgende kinderen geboren:

  • Geertruij werd als eerste in 1819 in Giessen-Nieuwkerk geboren.
  • Gerardina in 1820. Zij trouwde in Dordrecht met een verlakker.
  • Tonia in 1822. Zij trouwde in Dordrecht met een schrijnwerker.
  • Niesje in 1824. Zij stierf jong in 1829.
  • Anthonij Hendrik in 1826. Hij werd broodbakker.
  • Gerardus in 1829. Hij werd matroos en scheepskok.
  • Niesje in 1830. Zij trouwde met een kuiper.

Na het vertrek van Hendrik Recourt uit Giessen-Nieuwkerk werd hij molenaar in Dubbeldam, waar nog twee kinderen werden geboren. Daar kreeg hij te maken met tegenslag. In februari 1839 stierf zoontje Servaas. In november 1839 brandde molen De Zouw, waarop hij molenaar was, af.

Het gezin verloor alle huisraad, de wintervoorraad en Hendrik verloor zijn baan. Volgens een artikel in de Dordrechtsche Courant van 16 november 1839 verviel hij tot armoede en had ‘aanspraak op de milddadigheid van weldenkenden’.

Korenmolen
Het lijkt er op dat na Hendrik Recourt, Willem van Tuil molenaar werd op de Giessen-Nieuwkerkse korenmolen. Op 15 juli 1846, een paar jaar na het vertrek van Recourt, is het bericht te lezen, dat plaatselijk bestuur van Arkel een molen wilde bouwen. Aan Willem van Tuil, korenmolenaar te Giessen-Nieuwkerk, werd vergunning verleend om in een boomgaard een korenmolen te bouwen. Van Tuil had hiervoor de boomgaard al gekocht. Het provinciaal bestuur weigerde echter een vergunning af te geven omdat, naar hun oordeel, de molen te dicht bij de weg was gepland. Pas in 1851 kon de Utrechtse aannemer Johannes Wester de molen in Arkel laten bouwen, die eigenaar bleef tot 1854.

De Giessen-Nieuwkerkse korenmolen werd de Kraai genoemd. Het blijft onduidelijk of latere molenaars zich naar de molen hebben genoemd. Het kan zijn dat de molen zijn naam te danken heeft aan de molenaar De Kreij, die in 1812 op de korenmolen het koren maalde. Toen werd het voeren van een familienaam door Napoleon verplicht gesteld. Wellicht noemde de Giessen-Nieuwkerkse bevolking de molen van De Kreij in dialect ‘de molen van de Kraai’ en is die naam aan de molen zelf blijven hangen.

In de polder Westbroek staat tot op de dag van vandaag nog een molen met dezelfde naam de Kraai.

Bronnen:

  • www.encyclo.nl
  • Aantekeningenboek Jan van ’t Hof
  • diverse auteurs (1993) De molens van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Stichting Publikaties Alblasserwaard en Vijfheerenlanden.
  • www.molendatabase.nl: Jan van Arkel.
  • Penders, Jean. www.documentatie.org
  • Plas, A. van der (1981) Molens in Hardinxveld-Giessendam. Historische Vereniging Hardinxveld-Giessendam.
  • Beusekom-Timmerman, H.M. van (1996) De Kraai. De Kroniek. Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen.
  • www.wikipedia.org: molen Jan van Arkel.

Bezoekadres

Dorpsstraat 10
3381 AG Giessenburg
telefoon: 0184-652872
e-mail: secretariaatgvgs@gmail.com

Vacatures

Wij zoeken bestuursleden. Onze vereniging is op zoek naar een conservator en een bestuurslid PR en communicatie. Kom jij ons team versterken? Kijk hier voor meer informatie.

Openingstijden

woensdag- en zaterdagmiddag
13:30 uur tot 17:00 uur
groepen op afspraak

0184 65 28 72
bgg secretariaatgvgs@gmail.com

Boek Schelluinen

Ter gelegenheid van het feit dat Schelluinen 800 jaar bestaat, is door de Geschiedkundige vereniging een jubileumboek uitgegeven. > Lees verder

Fotobank

Duizenden historische foto's van onze dorpen in de Fotobank. Het aantal groeit nog steeds! > Lees verder

Privcay

Privacy reglement